Overleven in organisaties

 

Organisaties kunnen langzaam verglijden naar een situatie waar alles vastzit. Volgens Earl Hopper is de oorsprong hiervan een cumulatie van stress, een opeenstapeling van catastrofale ervaringen en ‘failed dependency’.

Wanneer medewerkers zich niet kunnen verlaten op hun leidinggevende of op het leiderschap van de organisatie, leidt dit tot gevoelens van diepe hulpeloosheid en existentiële vrees. Hopper noemt ‘falend leiderschap’ als belangrijke bron voor traumatisering en hertraumatisering.

Getraumatiseerde mensen zullen zich in dit soort situaties proberen te beschermen tegen pijnlijke gevoelens. Dit triggert interpersoonlijke processen en strategieën die zich na verloop van tijd vastzetten in de organisatiecultuur. Het angstniveau is hoog, mensen zitten in een kramp en proberen te overleven.

Deze overlevingsdynamieken spelen ook op niveau van groepen en systemen. We spreken dan van collectieve regressie.

 

“Group trauma provokes social and cultural regression and the collapse of boundaries between people and their groupings.”

 

 

De onderstroom in toxische omgevingen

 

Bij zware conflicten of langdurige blootstelling aan toxische invloeden worden specifieke processen geactiveerd.  Dit gebeurt bijvoorbeeld bij:

  • langdurig disfunctioneel management die een cultuur van terreur voedt
  • zware verwaarlozing van een groep
  • niet bespreekbare kwetsuren van een team
  • niet verwerkte rouw bij een plots verlies

 

Hopper beschrijft een specifiek en complex geheel van verschuivende dynamieken die hij ‘Incohesion’ noemt. Wanneer deze processen spelen, zit een groep of systeem in overlevingsmodus.

De essentie van deze overlevingsdynamiek is dat een groep het heen en weer geslingerd wordt tussen twee extreme vormen van functioneren:

  • ‘Aggregation’ – een collectie van individuen die zich niet bewust zijn dat ze deel uitmaken van een specifiek sociaal systeem (bv een team of afdeling)
  • ‘Massification’ – een ongedefinieerde massa waar de individuen in opgaan

 

Beide gepolariseerde manieren van functioneren betekenen dus dat er géén groep (meer) is! In de eerste vorm is er een ‘ik zonder wij’. In de tweede is er een ‘wij zonder ik’.

Een groep kan van het ene op het andere moment of over een langere periode deze slingerbeweging maken. Soms zijn delen van een systeem in de ene staat, andere delen in de andere staat.

Beide manieren van functioneren verspreiden zich in een systeem via resonantie, versterking en spiegeling. Ze zijn onvoorspelbaar en ook erg besmettelijk.

In deze overlevingsmodus worden rollen gecreëerd om de dynamiek in stand te houden. Individuen komen dan in een specifieke rol terecht via het proces van ‘role suction’. Zij belichamen dan de typische groepsdynamiek van dat moment en versterken deze nog verder.

Agressie en agressieve gevoelens zijn belangrijk bij de dynamiek van ‘Incohesion’. Bij beide dynamieken hebben mensen moeite met het erkennen van en het omgaan met agressie, zowel bij zichzelf als in contact met anderen.

In de volgende paragrafen maak ik deze aspecten voor de twee gepolariseerde dynamieken concreter.

 

Aggregation: schaaldieren

 

De aggregation manier van functioneren van een groep is getypeerd door volgende fenomenen:

  • Los zand en fragmentatie
  • Een sterk doorgedreven individualiteit
  • Non-communicatie en stilte
  • Het versplinteren van relaties
  • Een schizoïde of contactschuwe manier van functioneren
  • Een grote angst om overspoeld te worden
  • ‘Contra-grouping’: als er vormen van subgroep ontstaan dan is dat steeds tegen iets

 

Hopper gebruikt hiervoor verschillende metaforen: een collectie biljartballen, een zwerm flamingo’s of schaaldieren.

In deze dynamiek komen de rollen van bijvoorbeeld ‘lone wolves’ en ‘whistle blowers’ voor. Deze mensen worden gemakkelijk kop van jut en krijgen de schuld van het versplinteren van de onderlinge relaties.

Wanneer schaaldieren geconfronteerd worden met agressie, zullen ze boos worden, kil reageren en zich extreem terugtrekken. Dit reflecteert een gevoel van: één tegen allen en allen tegen één!

 

Massification: amoebes

 

De massification manier van zijn in een groep is herkenbaar aan de volgende fenomenen:

  • Mensen zoeken fysieke nabijheid
  • Er is zeer weinig individualiteit
  • Er is een sterke gerichtheid op elkaar of op een gemeenschappelijke focus
  • Mensen zijn hongerig naar versmelting en klampen zich vast aan elkaar
  • Er heerst angst voor verlating
  • Subgroepvorming triggert een verder proces van massa-vorming

 

De beelden die Hopper hier suggereert zijn: een hoop natte sponzen, een kudde walrussen of een amoebe.

In deze dynamiek zijn soms ‘vredestichters’ op te merken. Dit zijn de prekers die het compromis idealiseren. Ze miskennen de nood aan het doorpraten van moeilijke issues en missen zin voor realiteit. ‘Cheerleaders’ nemen de groep op sleeptouw.

Wanneer amoebes kwaad worden, zullen ze overspoelend worden en de neiging hebben om mensen op te slokken en mee te slepen. Hier is het moeilijker om de verschillende vormen van agressie te herkennen. Het gaat vooral over het proces van massificatie in stand houden en zelfs versterken door bijvoorbeeld:

  • Anderen labelen als deviant, corrupt, immoreel
  • Anonimisering
  • Geruchten verspreiden
  • Karaktermoord
  • Zondebokken zoeken
  • Aanval op alles en iedereen die ‘het andere’ vertegenwoordigt

 

“The challenge is to  find ways of supporting the recovery of work group functioning and, in general, supporting the forces of progression and growth, rather than regression and stagnation.” 

 

 

Hoe kan deze theorie je helpen?

 

De theorie van Hopper is fascinerend en best ingewikkeld. Op het eerste zicht misschien lastig om te herkennen, maar als je dichter kijkt herken je al snel deelaspecten van de dynamieken.

Wat ik er uit leer is dat groepen uit elkaar vallen op twee schijnbaar totaal verschillende manieren. En dat deze twee dynamieken samenhangen en een signaal zijn dat een systeem aan het overleven is.

Ook boeiend is de insteek dat informele individuele rollen een indicator kunnen zijn van een proces in de onderstroom van een groep.

Het is belangrijk om deze signalen op te pikken en de kwetsuren, verlieservaringen en trauma’s in een zeer veilige context bespreekbaar te maken zodat relaties kunnen helen.

In de juiste condities kunnen zelfs zwaar gekwetste groepen iets leren uit hun leed zodat ze opnieuw de veerkracht opbouwen die nodig is om verder te kunnen.

 

Earl Hopper (Ed.) (2012). Trauma and Organizations. Londen: Karnac.

Dit boek bestaat uit een collectie hoofdstukken van verschillende auteurs die telkens de theorie van Hopper als uitgangspunt voor analyse en interventie nemen. Veel casuïstiek in verschillende contexten. Best pittig om te lezen, maar zeer boeiend!

 

Copyright ©  Silvia Prins (2018). Alle rechten voorbehouden. Artikelen of delen hieruit mogen elders gepubliceerd worden, maar alleen op o.v.v. het copyright en de naam van de website. Dank om me hiervan op de hoogte te stellen.